‘Solidariteit, wat doe je zélf?’ – Bertus Bolk lezing 2022

7 maart 2022

Op 6 maart jl. verzorgde Otwin van Dijk, burgermeester van de gemeente Oude Ijsselstreek, de jaarlijkse Bertus Bolk Lezing. Hier enkele foto’s en de tekst van de lezing.

___________________

Beste mensen, beste partijgenoten en geïnteresseerden, lieve Patricia,

 

Inleiding

Bedankt dat ik vandaag de Bertus Bolk-lezing mag uitspreken. Hier in Hengelo. In dit prachtige museum. Ik heb ‘m ook een titel gegeven: ‘solidariteit, wat doe je zélf?’

Toen Bert Otten mij een half jaar geleden vroeg of ik de Bertus Bolk-lezing wilde verzorgen hoefde ik geen moment te twijfelen. Natuurlijk doe ik dat graag. Een lezing die in het teken staat van internationale en nationale solidariteit. Een onderwerp wat mij na aan het hart gaat en waar ik mij ook al lang mee bezig houdt. Een lezing die ook een mooie traditie kent met grote sprekers als Ed van Thijn, Job Cohen, Wouter Bos, Ahmed Marcouch, Martin van Rijn en vele andere grote sociaal-democraten. Ik vind het dan ook een eer om in dit illustere rijtje te mogen staan. Dat voelt ook wel als een druk moet ik bekennen.

Wat ik niet had kunnen bevroeden — wij allemaal natuurlijk niet — was dat sinds Bert Otten mij vroeg, de huidige internationale situatie volledig op z’n kop zou worden gezet. Aanvankelijk wilde ik in mijn lezing vooral stilstaan bij lokale solidariteit. Bij de komende gemeenteraadsverkiezingen. Bij de gevolgen van de toeslagenaffaire, de toenemende kansenongelijkheid en polarisatie in ons land. Ik kom daar zo zeker nog over te spreken. Ik nam mij ook voor om vooral te spreken over de grote opgaven en klussen die we met elkaar te klaren hebben in ons land. Ook daar kom ik zo op terug. Maar ik kan natuurlijk niet anders dan beginnen bij de bizarre situatie in Oekraïne. Want in wat een verschrikkelijke internationale situatie zijn we terecht gekomen. De Russische invasie in Oekraïne is uitgemond in een krankzinnige en bloedige oorlog. Mijn lezing vandaag heeft dan ook een wat somberder karakter gekregen dan velen van u van mij gewend zijn.

 

Oekraïne

Ik weet niet hoe u het vergaan is de afgelopen twee weken, maar ik heb veel naar het nieuws gekeken. Ik ben altijd al wel een nieuws-junkie geweest, maar nu kon ik niet van de berichtgeving wegblijven. Vol ongeloof en verbijstering keek ik naar de berichten die in rap tempo binnenkwamen. Wie had dat voor mogelijk gehouden? Zo’n ongekende daad van agressie. Rusland dat Oekraïne — een soevereine en onafhankelijke staat — barbaars binnenvalt. Met raketten, tanks en vliegtuigen. Omgeven door de reinste oorlogspropaganda. Dat hebben we in Europa heel lang niet meer gekend. We moeten echt terug naar het einde van de Tweede Wereldoorlog. “Dat nooit meer!”, zeiden we toen. Maar het gebeurde tóch weer. Een bizarre daad die een streep zet door een vreedzaam Europa. Geopolitiek bovendien een 9/11-moment waarvan we de consequenties nu totaal nog niet kunnen overzien.

De beelden die je op televisie ziet gaan door merg en been. Huilende, biddende en wanhopige inwoners van Oekraïense steden en dorpen. Hele straten en wijken met woningen die inmiddels kapot zijn geschoten. Burgerslachtoffers liggen op de weg met een dekentje over hun lichaam. Mensen die schuilen in metrostations. Een kerncentrale die wordt bestookt. Een Oekraïnse president die dapper z’n volk voorgaat. De moed erin probeert te houden door in een T-shirt z’n bevolking dagelijks toe te spreken. Met de dag worden de kringen om zijn ogen donkerder. Wat een held is die Zelensky. Wetende dat het ergste waarschijnlijk nog moet komen. Dit conflict kent op voorhand al geen winnaars. Louter verliezers. Zowel Oekraïners, als Russen, als de internationale gemeenschap zijn hiervan het slachtoffer. Laten we namelijk niet vergeten dat ook de gewone Russen net zozeer slachtoffer zijn. Zij hebben niet gevraagd om deze oorlog. Russische moeders huilen ook als hun zoons om het leven komen. En waarvoor eigenlijk?

Dit alles wordt veroorzaakt door één duidelijke kwaadaardige dader. Gesteund door zijn groep bange en corrupte trawanten. Met een bizarre obsessie voor een Tsaristisch Rusland. Niet in het belang van gewone mensen overigens. Maar met een ideaal van ‘grondhonger’ en ‘suprematie’. Iets abstracts van voorbije historische grenzen en tijden. Planmatig is er toegewerkt naar dit moment. Waren we scherp genoeg in de wereld? Of dachten we: ‘het zal zo’n vaart wel niet lopen.’ We zijn immers gewaarschuwd: de annexatie van de Krim, het oppakken van journalisten, het vergiftigen van kritische tegenstanders, het monddood maken van gewone mensen. Dit allemaal ín Rusland. Maar denk ook aan de bloedige oorlogsmisdaden in Syrië. Of de Russische beïnvloeding van het Brexit-referendum en de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten waardoor Engeland de Europese Unie verliet en Trump in Amerika aan de macht kon komen. Denk ook aan de permanente cyberaanvallen op doelen in het Westen. Om zo de wereldorde te ontregelen. Dat gebeurde de afgelopen jaren onder onze ogen. Het is een bekend repertoire in de geschiedenis. En we weten ook waar dat steeds op uitdraait. Vernietiging en ellende.

Hadden we eerder wat kunnen doen? Kunnen we nu méér doen? Zitten we misschien in een moment zoals het Verdrag van München in 1938? Toen dacht de Britse premier Neville Chamberlain dat hij Hitler gestopt had door de Duitse annexatie van Sudetenland — een deel van Tsjechië — te accepteren in ruil voor toegezegde vrede. We kennen de geschiedenis. Een jaar later viel Hitler Polen binnen en was het alsnog oorlog. De Tweede Wereldoorlog was een feit. Je weet niet wat wijsheid is. Wereldleiders die nu proberen te de-escaleren hebben natuurlijk de voorkeur. Waar dit gaat eindigen? Geen idee. Daarvoor is dit conflict te onvoorspelbaar. Gelukkig treedt de internationale gemeenschap stevig en gezamenlijk op. Ook de Europese Unie is eindelijk eensgezind en daadkrachtig. Ik ben een Europeaan in hart en nieren. Het is één van de weinige winstpunten die ik me nu kan bedenken. Ik kan alleen maar hopen dat uiteindelijk het gezond verstand én de liefde voor vrede wint. Dat het internationaal Strafhof in Den Haag is begonnen met naar een onderzoek naar oorlogsmisdaden door Putin is hoopvol. Je kunt niet wegkomen met grove schendingen van het internationaal recht en mensenrechten. Het onderstreept nog eens het belang van het internationaal recht.

Hoopvol is dat er ook in Rusland zélf mensen zijn die opstaan tegen deze waanzin. Zo hebben al meer dan 140 Russische burgemeesters een brief getekend waarin ze oproepen om te stoppen met de oorlog. “If mayors ruled the world…” zou de schrijver Benjamin Barber zeggen. Dat moet ik als burgemeester natuurlijk onderstrepen. Maar ik denk ook aan de kunstenaars, journalisten, ouderen, jongeren en veel gewone Russen die zeggen: stop deze oorlog! Vaak met gevaar voor ontslag, arrestatie of nog erger… je eigen leven. Hoop komt bijna altijd van onderop. Dat geeft ook de kracht weer van lokale gemeenschappen. Steden, dorpen en gemeenten. Uiteindelijk zijn het altijd gewone mensen die opstaan. Mensen die strijden voor vrijheid, gelijkheid en broederschap. Die misschien iets kleins, maar daarmee wel iets uitzonderlijk groots doen.

En in eigen land? Wat ik echt heel hartverwarmend vind is dat we in Nederland momenteel massaal opstaan om te helpen. We zamelen spullen in, doneren geld aan Giro555, hangen Oekraïense blauw-gele vlaggen op, mensen stellen hun huis ter beschikking om Oekraïense vluchtelingen op te vangen, en nog nooit is er sowieso zoveel draagvlak geweest voor de opvang van vluchtelingen in ons land. Er is een enorme behoefte om wat te doen. De solidariteit met Oekraïne is groot. Even zijn we onze onderlinge polarisatie in Nederland vergeten. Natuurlijk zijn we geschokt over de afschuwelijke beelden. Maar misschien worden we ook wel ruw wakker geschud uit onze droom dat oorlog in Europa ondenkbaar was. Of is het gewoon onze intrinsieke behoefte als mensen om goed te doen. De meeste mensen deugen… Hoe dan ook de internationale en nationale solidariteit die je ziet doet goed.

 

Bertus Bolk

Solidariteit, wat doe je zélf? Dat is ook de les van Bertus Bolk. De man waarnaar deze lezing is vernoemd. Wie was hij? Voor de mensen die dat niet weten, even een korte introductie. Bertus Bolk was een pastoraal medewerker die werkte bij het Grundelhuis in Hengelo. Een actief lid van de PvdA ook. Begin jaren zeventig ging hij naar Chili om in de sloppenwijken van Santiago het jeugdwerk op te zetten. Jonge mensen perspectief bieden in uitzichtloze situaties, dat was zijn drijfveer. Na de machtsgreep van generaal Pinochet en het vermoorden van — de door het volk gekozen — president Allende werd hij vastgezet in het voetbalstadion van Santiago. Een plek waar vele politieke gevangen werden opgesloten. Bertus Bolk verzette zich tegen onrecht en zette zich in voor mensen in verdrukking in Zuid-Amerika in de tijd dat deze landen zuchtten onder rechtse dictaturen. Daar: niks vrijheid, niks gelijkheid, niks broederschap en solidariteit. Bertus Bolk heeft voor velen het verschil gemaakt. Uiteindelijk mocht hij terug naar Nederland. Waar hij op veel te jonge leeftijd is gestorven. Bertus Bolk staat voor internationale solidariteit.

Toen ik op internet op zoek ging naar wat achtergrondinformatie over deze bijzondere man, vond ik eigenlijk vrijwel niks. Dat vind ik vreemd; het is raar natuurlijk. Verhalen vertellen over solidariteit is immers belangrijk. Maar misschien is het ook wel tekenend. Nemen we solidariteit aan als iets vanzelfsprekends? Zijn we er minder in geïnteresseerd geraakt? Of zijn het misschien gewoon verhalen die we elkaar te weinig vertellen? Veel échte heldendaden blijven in de geschiedenis namelijk onopgemerkt. Terwijl wrede dictators zoals Pinochet, Hitler, Stalin en nu Putin wél in ons geheugen gegrift staan. Wat doet dat met onze mentale stand? Ik denk dat het belangrijk is dat we de bijzondere verhalen blijven vertellen. Over grote en kleine daden die bijdragen aan solidariteit en de bescherming van wat kwetsbaar is. Dat inspireert. Het verhaal van Bertus Bolk is er daar één van.

 

Breedenbroek

Verhalen vertellen dus en doorgeven aan de volgende generaties. Over gewone mensen die opstaan. Ik moet dan ook denken aan het huis waar ik zélf woon. Een ruim tweehonderd jaar oude boerderij in het buitengebied van Breedenbroek. Onderdeel van de gemeente Oude IJsselstreek. De gemeente waar ik burgemeester ben. Ik woon er samen met mijn vrouw Karin. Het is een monumentale boerderij met een flink portie geschiedenis. Toen wij de woning kochten, zetten we vol trots een foto op Facebook. Een dag na mijn Facebookbericht kreeg ik een reactie. Uit Canada. In het Engels. Van de familie Spier. Ze vertelden een bijzonder verhaal. De oude familie Spier heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken gezeten op de zolder van onze boerderij. De reactie op mijn Facebookbericht was van de nazaten. Inmiddels kleinkinderen, mijn generatiegenoten. Dit pijnlijke deel van hun familiegeschiedenis werd steeds doorgeven. Van generatie op generatie. Als waarschuwing voor de moderne tijd.

Want wat is het verhaal? Vijf Joodse mensen zaten lange tijd in een afgetimmerd gedeelte van de zolder van de boerderij waar ik nu woon. Onttrokken aan het zicht van anderen. Persoonlijk ben ik altijd erg geïnteresseerd in geschiedenis. Zeker vanuit het perspectief van ‘gewone mensen’. Hoe was het leven voor de mensen die niet de geschiedenisboeken halen? De meeste mensen dus. Met veel interesse lees ik dan ook het bericht. Ze vertelden over een verborgen trap om op zolder te komen. In onze huidige logeerkamer zit nog steeds een ingebouwde kast. Daar stond vroeger een trap naar zolder. Het was een geheime opgang. In ons huis bevindt zich dus eigenlijk ook een soort ‘Anne Frank’s Achterhuis’.

Een van de Joodse onderduikers was chronisch ziek. De huisarts moest dan ook regelmatig langskomen. Maar hoe voorkom je dat eventuele verraders argwaan krijgen? Als de onderduikers ontdekt zouden worden, betekende dat immers een zekere dood voor de onderduikers en het boerenechtpaar, én hun kinderen. Daar was wat op gevonden. De boerin zwachtelde haar benen met verband. Het verhaal werd vervolgens de wereld in geslingerd dat zij wat mankeerde. Logisch toch dat de huisarts dan regelmatig langskwam? Alleen de boer en boerin, hun kinderen, en de huisarts wisten van de Joodse onderduikers op zolder. De huisarts werd betaald met eten. Dat werd weer doorgegeven aan andere mensen in de buurt die honger hadden. Na de oorlog gingen de zwachtels van de benen van de boerin en werd voor de buurt duidelijk dat zij helemaal niet ziek was, maar dat er vijf onderduikers op zolder hadden gezeten. Dankzij het heldhaftige optreden van het boerenechtpaar en de huisarts hebben alle vijf de onderduikers het overleefd. Een aantal van hen emigreerde na de oorlog naar Canada. De familie Spier leeft verder. Zoveel andere Joodse families helaas niet. Het grootste deel van de Joodse inwoners in Nederland was weg. Vermoord.

Elke keer als ik op onze logeerkamer ben en naar de ingebouwde kast staar, denk ik aan dit verhaal. En word ik even stil. Alsof ik word meegezogen, terug in de tijd. Ik voel bewondering voor het boerenechtpaar. Trots dat ik nu in hún huis mag wonen. Een huis dat ook aan de buitenkant is getekend door de oorlog. Zo is een deel van het kozijn van één van de ramen door een granaatscherf beschadigd. Dat hebben we bewust niet laten repareren en zo gelaten. Als symbool. Symbolen zijn belangrijk als tastbare herinneringen. Maar ik voel ook afschuw over wat mensen elkaar kunnen aandoen. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat mensen elkaar kunnen veroordelen louter vanwege hun geloof of afkomst? Zonder dat je écht weet wie die ander is. Waar komt die — letterlijk — ‘blinde’ haat toch vandaan? En ik stel mezelf ook de vraag: “Wat zou ík doen in zo’n situatie?”

 

Vier vrijheden

Het zijn dit soort verhalen van dappere mensen uit Oekraïne en Rusland die opstaan tegen een kwaadaardige dictator, van Bertus Bolk in Santiago en het boerenechtpaar van de boerderij in de Achterhoek waar ik nu woon, die inspireren. Verhalen die we moeten doorvertellen. Wat de familie Spier — zelfs helemaal vanuit Canada — dus nog steeds doet.

Het is daarnaast ook goed om je af te vragen wat er nodig is voor een vreedzame, solidaire samenleving. Naast individuele solidariteit, kun je namelijk ook collectieve solidariteit organiseren. Zelf ben ik enorm onder de indruk van de Amerikaanse president Roosevelt. Waarschijnlijk omdat hij net als ik in een rolstoel zat, maar vooral vanwege zijn vooruitstrevende visie op internationale en nationale solidariteit. Ik vind Roosevelt echt de allerbeste wereldleider en de grootste sociaaldemocraat die er ooit is geweest! Op 6 januari 1941 hield hij voor het Amerikaanse Congres zijn beroemde ‘Four Freedoms Speech’. U heeft daar vast wel eens van gehoord. We schrijven 1941… De Tweede Wereldoorlog zou dus nog ruim vier jaar duren. Roosevelt dacht echter al na over de wereld ná de oorlog: een andere, socialere en vrediger wereld.

Roosevelt beschreef in zijn speech vier vrijheden die cruciaal zijn voor alle mensen in de wereld. Het zijn ook deze vrijheden die later de basis voor de universele verklaring voor de rechten van de mens zouden vormen. Mede opgesteld trouwens door zijn vrouw Eleanor Roosevelt. Ik loop ze even kort met u langs.

De eerste vrijheid is de vrijheid van spreken en van meningsuiting. Iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil zonder daardoor in gevaar te komen.

De tweede is de vrijheid van elk persoon om God te aanbidden op zijn eigen manier. Godsdienstvrijheid dus. Je mag geloven in de God die bij jou past. Welke religie dan ook. Of om ook niet te geloven als je dat liever wilt.

De derde vrijheid is die van vrijwaring van gebrek. Mensen hebben recht op bestaanszekerheid. Het gaat onder andere om gezondheidszorg, werk en inkomen, en huisvesting.

De vierde vrijheid is de vrijwaring van vrees. De vrijheid om zonder angst en in vrede te kunnen leven. Door jezelf te kunnen te zijn ín een land. Maar ook ‘vrijwaring van vrees’ tússen landen onderling. Roosevelt zette in op ontwapening van agressieve landen en bedacht ook de Verenigde Naties die als vreedzaam overlegorgaan van alle landen én als wereld-politieagent moest gaan optreden. Al deze vier vrijheden zijn nog steeds hartstikke actueel! De situatie in Oekraïne bewijst dat nog maar weer eens.

Roosevelt vond trouwens dat ‘vrijwaring van gebrek’ misschien wel hét fundament was van de andere drie vrijheden. Hij begreep dat je mensen bestaanszekerheid moet bieden om tot een stabiele samenleving te komen en introduceerde in Amerika zijn ‘New Deal’. Allerlei regelingen die mensen werk en inkomen gaven, werden in vlot tempo geïntroduceerd. Als mensen worden aangetast in hun bestaanszekerheid, staan ze veel meer open voor dwaallichten met schijnoplossingen. Voor autoritaire leiders die de boel wel even fiksen. Je moet je bedenken dat vlak voor de Tweede Wereldoorlog de wereld geteisterd werd door een diepe economische crisis. Veel mensen waren werkloos. Gezinnen leefden in bittere armoede. Het was onzekerheid troef. Wat had je nog te verliezen? Als er dan iemand komt die je een gemakkelijke oplossing belooft, of op z’n minst een vijand aanwijst die verantwoordelijk zou zijn voor alle misère, waarom geef je die dan geen kans? En dat antisemitisme of die vreemdelingenhaat, dat zal wel niet zo’n vaart lopen toch? Wel dus, dat hebben we kunnen zien. Je moet altijd je ogen en oren openhouden voor vreemdelingenhaat en superioriteitswaan. Blijf zélf nadenken! Ook nu weer zie je vergelijkbare patronen. Ook in ons land. Ik kom daar zo nog op terug.

De unieke combinatie van klassieke vrijheden en sociale rechtvaardigheid heeft iets ongelofelijk krachtigs vind ik. Het brengt stabiliteit en vrede. Welvaart en vooruitgang. Het werd de filosofische grondslag voor de naoorlogse wereld. De Europese Unie werd opgericht, net als de Verenigde Naties en er kwam een verklaring voor de rechten van de mens. Ik noemde dat net al. Het eerste artikel luidt: “All human beings are born free and equal in dignity and rights. They are endowed with reason and conscience and should act towards one another in a spirit of brotherhood.” Vrijheid, gelijkheid, broederschap én een individueel geweten zijn de vier kernbegrippen. Ik vind dit zo mooi dat ik dit artikel als tatoeage op mijn lijf heb staan. Met het Marshallplan werd er bovendien geïnvesteerd in economische en sociale vooruitgang. Nooit meer oorlog. Nooit meer gebrek. Dat was het devies. Een sterke rechtstaat met respect voor klassieke vrijheden en sociale grondrechten was daarvan de hoeksteen. Daarin is verankerd dat we allemaal gelijk zijn en vrije mensen. Of je nou man bent of vrouw, jong of oud, homo of hetero, blank of zwart, christen, jood, moslim of niet-gelovig, gehandicapt of juist heel hard kunt lopen… Het regelt onze grondrechten. En onze onafhankelijke rechtspraak en journalistiek.

 

Bestaanszekerheid

Die ‘vrijwaring van gebrek’ zouden we tegenwoordig ‘bestaanszekerheid’ noemen. Als je dat goed regelt, creëer je een samenleving die tot wasdom kan komen. Met krachtige individuen die vrij zijn in florerende sociale gemeenschappen. En hoe is dat dan nu eigenlijk gesteld in ons land? We leven toch in een gaaf land? Natuurlijk gaat er veel goed. Laat ik dat voorop stellen. Nederland is een fijn land om te wonen. We voelen over het algemeen een sterke binding met elkaar en we hebben een sociale zekerheid waar menig land jaloers op is. Toch zie je dat het schuurt. Dat solidariteit onder druk staat. Als je kijkt naar het programma ‘Sander en de kloof’ dan weet je dat er iets niet deugd. Dat er werk aan de winkel is. In het bijzonder voor ons sociaaldemocraten. Maar eigenlijk voor iedereen. Want het vooruitzicht van sociale ontwrichting is weinig aantrekkelijk voor iedereen. Ook voor de cryptomunt-handelaar met wie het nu ogenschijnlijk goed lijkt te gaan. Voordat ik daar verder op inga, toch de vraag: waar komt dit vandaan? De ‘kloof’ is namelijk geen natuurverschijnsel, maar een bewuste politieke keuze. En als je ergens voor kiest, en dat blijkt niet goed, dan kun je dat ook veranderen.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwamen in Engeland Margereth Thatcher en in de Verenigde Staten Ronald Reagan op. Thatcher zei heel hard: “There is no such things as society, there are only individuals” en Reagan was van mening: “The government isn’t the solution, the government is the problem.” Ook in Nederland vond dit destructieve onbegrensde  marktgeloof z’n weg — helaas soms ook in onze PvdA — en in rap tempo werd er veel naar de markt geschoven, sociale regelingen versoberd en werd gemeenschapszin en solidariteit als overbodig gezien. Consumeren en concurreren werden de toverwoorden. ‘Individuals’. Dát moest er gebeuren. Dáár worden we gelukkig van. En laten we eerlijk zijn, het heeft zeker veel mensen welvaart gebracht. Maar ook een grote kloof met degenen die daarvan het slachtoffer werden. Onze aarde is inmiddels bovendien uitgewoond en het klimaat verandert in rap tempo door onze ongeremde consumptiezucht.

Enkele jaren geleden zei toenmalige minister Stef Blok nog dat hij ervan overtuigd was dat hij de laatste minister van wonen zou zijn. Het was af. De markt zou het wel oplossen. Hij liep internationale beurzen plat om buitenlandse beleggers en durfkapitalisten te interesseren om Nederlandse huizen op te kopen. Inmiddels zien we waar dat toe geleid heeft. Er is een ongekende woningnood die ons doet denken aan de dagen van Floris Wibaut en Jan Schaefer. Jongeren kunnen vaak alleen nog maar dromen van een eigen huis en moeten noodgedwongen bij hun ouders blijven wonen. Mensen die na een relatiebreuk nog twee jaar in hetzelfde huis moeten blijven wonen omdat er geen huis beschikbaar is, is de gewoonste zaak. Ouderen die wel kleiner wíllen, maar niet kúnnen wonen, simpelweg omdat die woningen er niet zijn. De markt ís niet de oplossing voor alles. De overheid moet inspringen om rechtvaardigheid te organiseren voor iedereen en om mensen te beschermen tegen uitbuiting. Ik ben oprecht blij dat Hugo de Jonge dit als nieuwe minister van volkshuisvesting oppakt en daar echt werk van wil maken. En los van alleen volkshuisvesting, mensen willen niet alleen concurrerende individuen zijn. Maar ook vrienden, collega’s en vrijwilliger.

Recent liet het Sociaal Cultureel Planbureau zien dat eenderde van de Nederlanders onzeker is over z’n bestaanszekerheid; heeft nauwelijks genoeg inkomen om het einde van de maand te halen en bezit bijna geen spaargeld om tegenvallers op te vangen. Mensen die twee of drie baantjes nodig hebben om de touwtjes aan elkaar te knopen zijn helaas geen uitzondering meer. Er zijn honderdduizenden kinderen die met smoezen niet naar een sportclub kunnen of mee op schoolreisje. De echte reden? Hun ouders hebben er geen geld voor. En enkele dagen geleden liet Arjen Lubach in een uitzending zien wat het lot is van veel pakketbezorgers. Geen vaste baan. Betaald per afgeleverd pakketje. En als je pech hebt dat mensen niet thuis zijn, krijg je helemaal niks. En plassen? Dat doe je maar in een lege colafles. Voor toiletbezoek is geen tijd. We wisten dit al wel, maar inmiddels zijn zo’n 1 miljoen mensen werkzaam als ZZP-er. Soms gewenst. Vaak gedwongen. Het gevolg is ook dat je niet verzekerd bent als je ziek wordt of arbeidsongeschikt. En een pensioen opbouwen is onbetaalbaar. Armoede is dan het vooruitzicht. En waar we zelden bij stilstaan is dat mensen die geen sociale premies betalen, bij pech niet alleen zichzelf benadelen, maar dat er daardoor ook niet wordt bijgedragen aan de collectieve pot. De pech bestrijden van anderen. Aan solidariteit dus.

We hebben bovendien ook de twijfelachtige eer om een van de landen te zijn met de grootste vermogensongelijkheid ter wereld. In ons land wordt hard werken zwaar belast. Vermogen vergaren nauwelijks. “Het zijn de hardwerkende Nederlanders die de belasting opbrengen voor de renteniers die slapend rijk worden.” Deze recente uitspraak kwam niet van een linkse politicus, maar van Klaas Knot. De president van de Nederlandse bank. Helaas doet het nieuwe kabinet hier helemaal niks aan. En bedenk ook dat de bakker om de hoek keurig z’n vennootschapsbelasting betaald. Grote bedrijven als Shell betalen via de zogenaamde ‘tax rulings’ vrijwel niets. Ook hier zou je dus kunnen zeggen: “Het is de gewone bakker die voor de chique oliebaron betaald.” Om nog maar te zwijgen over het geld dat via onze Zuidas in Amsterdam wordt witgewassen. Nederland is een belastingparadijs volgens veel landen. En Italië —  mind you Italië! — waarschuwt ons voor maffiose praktijken en criminelen die dat aantrekt. We ondermijnen daarmee bovendien nationaal en internationaal het besef dat je samen geld in de pot stopt — belasting betaald — om goede dingen van te doen. Om het onderwijs voor onze kinderen te regelen, zorg voor mensen die ziek zijn, dijken om ons tegen het water te beschermen. Dingen die je niet alleen kunt regelen. Waarvoor solidariteit nodig is.

2020 was natuurlijk het jaar van corona. Ik kom daar zo nog op terug. Maar het was ook het jaar waarin de gevolgen van de toeslagenaffaire pijnlijk duidelijk werden. Mensen die kleine fouten maakten — of zelfs helemaal niets verwijtbaars deden — werden verplicht om kolossale bedragen terug te betalen. Willens en wetens werden gezinnen de afgrond in gestort. Ik heb ze gesproken uit mijn gemeente. Je schaamt je werkelijk kapot. Dat dit mogelijk is. Dat er niemand is die zegt: “Jongens dit kan toch niet?” Waar waren onze rechters? Waar was de rechtvaardigheid? Ja, een dappere juriste bij het ministerie van financiën heeft aan de bel getrokken. Stond op tegen dit onrecht. Maar ze werd aan de kant geschoven. Het meest pijnlijke is wat mij betreft het gevoel dat het heeft blootgelegd. Een overheid die z’n eigen inwoners vaak niet eens vertrouwd. Met discriminerende algoritmen werden profielen aangelegd van hele groepen mensen die vooraf al een fraudestempel kregen. Zonder dat zij ook maar iets verkeerd hadden gedaan. Een overheid die z’n eigen inwoners niet vertrouwd… Hoe kan je dan verwachten dat die inwoners jou als overheid wél vertrouwen?

Wat als mensen de overheid niet meer als bondgenoot in het leven beschouwen, maar als de vijand? Al onze goedbedoelde regelingen zijn er toch om mensen vooruit te helpen en te beschermen? Wat als mensen die het nodig hebben niet durven aan te kloppen uit angst voor de overheid, en belastingbetalers zeggen: “Bekijk het maar.” Dat is het einde van collectief georganiseerde solidariteit. Hoe organiseren wat dan ‘vrijwaring van gebrek’ voor iedereen? Volgens mij vinden we dat allemaal een schrikbeeld. En toch, als ik eerlijk ben en jullie vraag: Hoe gaat dat hier in Hengelo? Hoe doen jullie het? Ik weet het niet hè. Want was het maar alleen de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst waar we buikpijn van hebben. Dan zijn we misschien snel klaar om het op te lossen. Alhoewel… Ook dat blijkt ingewikkeld. Afbreken blijkt makkelijker dan herstellen. Maar het zit veel fundamenteler.

Menig sociale dienst werkt niet veel anders. Voorbeelden van mensen wiens uitkering werd stopgezet omdat ze een cadeaubon van 25 euro niet hadden opgegeven aan hun gemeente, zijn helaas niet zeldzaam. Of regelmatig een boodschappentas vol met eten van je moeder krijgen? Hatseflats: korten die uitkering. Met alle wanhoop van dien bij gezinnen. Hoe kunnen mensen groeien als ze in constante onzekerheid moeten leven.

We willen bovendien toch óók een samenleving stimuleren waarin mensen elkaar helpen en steunen? Niet afstraffen. Een menselijke overheid, die luistert en naast inwoners staat, meedenkt en stimuleert, dát is wat we nodig hebben en wat we volgens mij graag willen. Een overheid die z’n burgers wél vertrouwd en ruimte geeft voor onderlinge sociale initiatieven is de basis van herstel van collectieve solidariteit.

Toch nog even doorbordurend op het organiseren van die bestaanszekerheid. De vraag die ik daarbij minstens zo cruciaal vind is vanuit welke houding we dat doen. Met het alleen maar zorgen voor mensen zijn we er niet. Want we doen vaak best wel iets geks in ons land vind ik. Hoe inclusief is Nederland namelijk? Veel regelingen die we verzinnen zijn met de beste bedoelingen bedacht. Maar zetten vaak wel mensen apart. Als ons openbaar vervoer niet goed toegankelijk is, passen we niet onze bussen en treinen aan. Nee, we laten aangepaste busjes rijden achter niet-toegankelijk openbaar vervoer. Als kinderen niet goed mee kunnen komen op school sturen we ze massaal naar het speciaal onderwijs. In mijn regio — de West-Achterhoek — gaan er al meer kinderen naar het speciaal onderwijs dan in een heel land als Canada of Finland. En ons armoedebeleid is er eigenlijk vaak alleen op gericht om de hoogste noden te ledigen. Maar échte vooruitgang maken we niet mogelijk. Hoe inclusief is onze arbeidsmarkt als we allerlei aparte regelingen nodig hebben en aparte plekken waar we mensen aan de kant zetten? Eigenlijk is ons land behoorlijk gesegregeerd. Het resultaat is dat we vanwege al die gescheiden wegen, elkaar letterlijk niet meer tegenkomen. Niet in de bus. Niet op school. Niet op je werk. En als je elkaar niet tegenkomt, ken je elkaar niet. En als je elkaar niet kent, vervreemd je van elkaar. En vervreemding leidt tot uitsluiting. Zowaar een prachtige sociaaldemocratische opgave om hier echt werk van te maken. De strijd voor een inclusieve samenleving.

 

Polarisatie

Over vervreemding gesproken. Ik zei het net al: 2020 was natuurlijk ook het jaar van corona. Plotseling werden we met z’n allen geconfronteerd met ziekte, dood en vrijheidsbeperkende maatregelen. Ongekend. Nog steeds staan de overvolle mortuaria in Italië in m’n geheugen gegrift. En de rijen met ambulances die van Zuid-Nederland naar het noorden trokken. Op zoek naar ziekenhuizen die patiënten die vochten voor hun leven konden opvangen. Mensen die snakkend naar adem op hun buik lagen. Over de gezondheidszorg en de noodzaak tot coronamaatregelen ga ik het nu niet hebben. Wel over wat het met ons, de samenleving, gedaan heeft. Aan het begin stonden we schouder aan schouder. We klapten voor de zorg en schreven lieve tekstjes op Facebook. Dat veranderde snel. In de loop van de tijd werden we snoeihard voor elkaar. Ziekenhuizen moesten beveiligd worden, politici werden belaagd en de sociale media werden nog meer dan normaal open riolen vol complottheorieën. De polarisatie liep op tot ongekende hoogte. Ik merkte dat als burgemeester ook. Gevaarlijke lieden als Willem Engel en Thierry Baudet wakkerden dat vuur nog eens flink aan.

Waar komt dat vandaan die polarisatie? Natuurlijk was er al sprake van polarisatie vóór corona. De coronacrisis heeft die alleen wel veel manifester gemaakt. Eigenlijk fungeert corona als een soort röntgenfoto voor onze samenleving zou je kunnen zeggen. Bestaande patronen werden versterkt en plotseling heel zichtbaar. De mensen met de slechtste baantjes stonden als eerste op straat. De mensen met de kwetsbaarste gezondheid en de slechtste sociaal-economische status werden het ziekst. Jongeren die al kwetsbaar waren, kregen door de sluiting van de scholen de hardste klappen en lopen een bijna niet meer in de halen leerachterstand op. De coronacrisis is daarmee niet alleen een gezondheidscrisis. Het is óók een sociale crisis. De kansenongelijkheid is er enorm mee versterkt. Bovenal heeft corona ons wakker geschud. We moeten die onderliggende patronen aanpakken. Ook hier weer een mooie politieke en maatschappelijke opgave.

Nou kent polarisatie natuurlijk niet alleen z’n grondslag in het ontbreken van bestaanszekerheid of het ontbreken van kansen. Het gaat hierbij niet alleen om de ‘vrijwaring van gebrek’ van Roosevelt zullen we maar zeggen. Het gaat hier ook om een andere vrijheid. De ‘vrijheid van meningsuiting’. Absoluut een groot goed en één van de fundamenten van onze rechtsstaat. Maar deze vrijheid kan alleen bestaan in een democratie als je óók naar een ander wilt luisteren. Als je voor jouw gevoel pas overstemming kunt bereiken als de ander alleen maar doet wat jij wil, is het droevig gesteld. Vrije meningsuiting werkt alleen als je er verantwoordelijk mee omgaat. Als je óók bereid bent om te luisteren en zélf na te denken. Daarnaast wordt vrijheid van meningsuiting ook vaak verward met het ongeremd debiteren van allerlei opruiende en beledigende onzin. Het is daarmee ook een ‘politiek verdienmodel’ geworden voor allerlei kwade lieden. Denk aan Donald Trump, Vladimir Putin maar bij ons in Nederland ook Forum voor Democratie. Zij beroepen zich op hún vrijheid van meningsuiting. Maar valt het jou ook op dat de vrijheid van meningsuiting van de ander telkens vrijwel meteen sneuvelt?

Onze rechtsstaat en vrijheden zijn helaas geen vanzelfsprekendheid. Overal om ons heen zie je dat die weer onder druk staan. Over Rusland en Oekraïne heb ik het uitgebreid gehad. Maar zélfs in de Europese Unie is dat aan de orde. In Hongarije en Polen kunnen rechters die kritiek hebben op de regering worden ontslagen. Er zijn in die landen zogenaamde ‘homo-vrije zones’. Plekken die gezuiverd zijn of op z’n minst onvrij voor homo’s. Mensen wordt het recht ontzegd om zichzelf te zijn. Het ‘vrijwaren van vrees’ is daar absoluut niet aan de orde. Om nog maar te zwijgen over wat er in de VS allemaal gebeurt. Onder Donald Trump is het land diep verdeeld geraakt en de bezetting van het Capitool een jaar geleden was toch een paar jaar geleden ondenkbaar geweest. Republikeinen doen een lafhartige poging die geschiedenis te herschrijven en de bestorming als een ‘vreedzaam uitje’ af te doen. Het niet met elkaar willen samenwerken trekt diepe sporen door de politiek, de samenleving en zelfs families.

Maar ook in Nederland zie je helaas bewegingen die niet zoveel op hebben met onze rechtstaat. De ‘tribunalen’ waar Forum voor Democratie over spreekt en het ontkennen van ons parlement als legitieme vertegenwoordiging van het volk is intens gevaarlijk. Steeds zie je hetzelfde patroon. Er wordt een vijandbeeld gecreëerd. Vaak zijn dat buitenlanders of andersdenkenden. Kritische journalisten worden ‘vijanden van het volk’ genoemd en zouden moeten worden ontslagen. Onafhankelijke rechtspraak wordt het liefst de nek omgedraaid. Want ‘de wil van het volk’ moet worden geaccepteerd. Is dat uw wil? Die van mij? Nee, de wil die vertolkt wordt door de zelfverklaarde redder met messiaanse trekjes. Het laat zien dat we onze ‘vier vrijheden’, onze democratie en onze rechtsstaat moeten blijven beschermen.

Alle vrijheden van Roosevelt zijn niet ééndimensionaal. Ze vragen om wederkerige toepassing. Ze gelden voor jou. Maar ook voor een ander. Jouw vrijheid van meningsuiting geldt ook voor anderen. Jouw vrijheid om het geloof dat bij je past aan te hangen geldt ook voor een ander. Hét ware geloof bestaat dus niet. Jouw vrijwaring van gebrek kan alleen bestaan als je dat solidair organiseert. Als jij ook bereid bent om bij te dragen aan het collectief. En jouw vrijwaring van vrees en het recht om jezelf te kunnen zijn kan alleen maar als je dat ook een ander gunt. Eigenlijk hebben we het dus over vrijheden die alleen kunnen bestaan bij de gratie van solidariteit.

 

Vooruitgang

Het is niet mijn bedoeling om een deprimerende lezing te houden. Van nature ben ik namelijk ook een rasoptimist. Er is ondanks de oorlog in Oekraïne, het onder druk staan van bestaanszekerheid en kansengelijkheid in ons land, én de toenemende polarisatie ook veel reden voor optimisme. Zoals ik in het begin al zei komt hoop en vooruitgang vrijwel altijd van onderop. Ik geloof zelf enorm in de kracht van lokale gemeenschappen. Dorpen, steden en wijken. Daar kennen we mekaar. Of zijn we op z’n minst in staat om het verloren contact weer te herstellen. Daarom was, en ben ik, eerst als Tweede Kamerlid en nu als burgemeester, zo ontzettend voor de decentralisatie van taken naar gemeenten. Het organiseren van de menselijke overheid, een inclusieve samenleving, het bestrijden van kansenongelijkheid, het tegengaan van polarisatie door opnieuw verbindingen te leggen, dát allemaal gebeurt lokaal. Daar zien we de mensen die het moeilijk hebben. Daar kijken we elkaar in de ogen. Daar zien we de maatschappelijke initiatieven die vooruitgang mogelijk maken en waar we bij kunnen aansluiten.

Dan kom ik natuurlijk ook bij de gemeenteraadsverkiezingen die er binnenkort zijn. De versplintering in de raden lijkt alleen maar toe te nemen. Daar kunnen we over mopperen. We kunnen ook constateren dat er gewoon nog steeds heel veel mensen zijn die zich willen inzetten voor het publiek belang. Het maakt de noodzaak om samen te werken ook alleen maar groter. Misschien lukt het wel juist om vanwege die enorme versplintering onze verschillen te overbruggen. We kunnen ons simpelweg niet de luxe veroorloven om ons terug te trekken in ons eigen gelijk. Dan komen de gemeentebesturen immers piepend en krakend tot stilstand. Gelet op de grote maatschappelijke opgaven die ik net schetste, kan dat niet. Dat zou alleen maar het wantrouwen in de overheid verder versterken. En de mensen die ons het hardste nodig hebben komen het meeste in de kou te staan.

Ik ben ook optimistisch omdat ik mooie bewegingen zie. Na veertig jaar neoliberale politieke en economische dominantie, en veertig jaar ambtelijk new public management — de overheid moest worden gerund als een bedrijf, met alle bureaucratie van dien — zie ik een zoektocht naar nieuwe vormen van besturen. Samen met inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven worden lokale allianties gesmeed om problemen op te pakken. Wethouders en burgemeesters lopen daarin vaak voorop. Ik denk aan Marjolein Moorman in Amsterdam die de kansenongelijkheid in het onderwijs aanpakt. Martijn Balster in Den Haag die ingrijpt in de woningmarkt en een betaalbare woning voor gewone mensen mogelijk maakt. Carine Bloemhof die in Groningen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een basisbaan biedt — echt werk. Ook hier in Hengelo zijn er ongetwijfeld mooie initiatieven.

Ook in mijn eigen gemeente Oude IJsselstreek zoeken we naar nieuwe vormen. Zo zijn we uit de regionale sociale dienst gestapt en zelf een participatiebedrijf gestart. Mensen hadden soms al in geen tien jaar meer contact gehad met een persoon van de sociale dienst. Alleen intimiderende brieven ontvangen. We hebben alle 700 bijstandsgerechtigden uitgenodigd voor een gesprek. Wie ben je? Waar word je blij van? Wat zou je willen worden? Op zoek naar een menselijke overheid die naast je staat. De eerste mensen zijn met deze werkwijze al aan het werk geholpen. Indruk op mij maakt een vrouw van midden vijftig die al ruim tien jaar in de bijstand zat en het geloof in zichzelf volledig was kwijtgeraakt, “Ik dacht, ik kan toch niks”, zei ze. Ze heeft inmiddels een baan, collega’s zijn gek op haar en vooral belangrijk: ze heeft haar eigenwaarde teruggevonden. Ik ga hier niet alles over mijn gemeente vertellen — daar is de tijd nu niet voor — maar wij hebben ons hele sociale domein op de kop gezet. De tevredenheid van inwoners schoot omhoog en we komen inmiddels uit met het geld van het rijk wat we ervoor krijgen. En menselijke overheid is niet duurder. Integendeel. Wantrouwen, controle en mensen klein houden kost veel geld. Vooruitgang mogelijk maken levert geld op. Dus als je het al niet met je hart zou willen, dan toch op z’n minst omdat het harde euro’s oplevert.

Het zijn overigens niet alleen overheden en de politiek die nadenken over hernieuwde vormen van solidariteit. Ook het bedrijfsleven doet dat in toenemende mate. Mooi vind ik een voorbeeld in mijn gemeente van het bedrijf Van Raam in Varsseveld. Dat familiebedrijf maakt aangepaste fietsen voor mensen met een beperking. De zaken lopen zo goed dat een aantal jaren geleden de maximum productiecapaciteit was bereikt. De vraag die voorlag was: hoe maken we méér fietsen. Dat kan door in ploegendiensten te gaan werken. Dan hoeft de productielijn ‘s-avonds, ‘s-nachts en in het weekend niet stilgelegd te worden en kan de boel doordraaien. “No way!”, zei de directeur. “Medewerkers moeten ook op zaterdag scheidsrechter kunnen zijn bij de voetbalvereniging van hun kinderen, en op dinsdagavond kunnen zingen in het Varsseveldse koor.” Er werd besloten om iets verderop in Varsseveld een compleet nieuwe productielijn neer te zetten. Die alleen overdag wordt gebruikt. Het gaat fantastisch met het bedrijf. Goede werkgevers snappen dat werknemers geen productiemiddelen zijn. Maar dat gelukkige medewerkers ook productiever zijn. Die aandacht voor ‘brede welvaart’ zoals we dat noemen vind ik mooi om te zien. We zoeken naar een andere economie met meer aandacht voor ecologische en sociale duurzaamheid.

 

Tot slot

Wat is bij dit alles wat ik tot nu toe gezegd heb nou nodig? Het is altijd goed om je af te vragen waar iets vandaan komt. Durf vragen te stellen. Veel dingen die we vandaag de dag zien zijn geen natuurverschijnsel. Denk aan de gevolgen van het politieke programma van Thatcher en Reagan. Door te kiezen kun je dingen veranderen. Een geruststellende gedachte zo vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen. En door te doen kun je dingen ook zélf veranderen. Solidariteit moet je onderhouden. Zélf én collectief. Ik denk ook een heldere agenda wat je wilt aanpakken de komende jaren. Daar ís de politiek toch voor? In het bijzonder ook de PvdA. Een agenda over kansengelijkheid, wonen, eerlijk werk, klimaatbescherming, een inclusieve samenleving. Een agenda over solidariteit dus. Maar bovenal is er een houding nodig van oprechte interesse. In wat er aan de hand is. In elkaar. Dan ontstaat er echt solidariteit. Dat dat nodig is — nationaal en internationaal, daar hoef ik u denk ik niet van te overtuigen.

Dát zijn wat mij betreft ook de lessen van Bertus Bolk, de dappere Oekraïners én Russen die opstaan tegen hun dictator, en het boerenechtpaar uit de Achterhoek. Dat we niet wegkijken als lieden opstaan en zichzelf bestempelen als redder en anderen als ‘de vijand’. Dat we niet wegduiken. Onderduiken op de verkeerde manier. Maar dat we in verzet komen tegen onrecht, discriminatie en onverdraagzaamheid. Op u en mij rust een grote historische verantwoordelijkheid. Wij zijn de ruggengraat van een vrije en open samenleving. Zonder discriminatie en haat. Gekke leiders heb je altijd wel. Maar een volk kan zwak zijn. Verongelijkt. Vatbaar voor haat. Dan gaat het mis. Daarom is het belangrijk dat we de verhalen door blijven geven. Verhalen van ‘gewone mensen’. Die soms tot ongewone dingen in staat zijn. Zoals Bertus Bolk deed in de sloppenwijken van Santiago, de Oekraïense mensen in hun verzet tegen Putin, of het redden van vijf onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog. De geschiedenis leert ons harde lessen. Maar het laat ook zien wat voor een kolossale veerkracht we hebben. En een intrinsieke behoefte aan solidariteit.

Terug naar de logeerkamer in mijn woonboerderij. Ik denk aan de ingebouwde kast waar ooit de trap naar zolder stond. Ik denk aan de vijf Joodse onderduikers. Ik denk ook aan de huidige situatie in Oekraïne. De inmiddels anderhalf miljoen vluchtelingen die op zoek zijn naar een plek om te schuilen. En stel mezelf weer de vraag: Wat zou ík doen? Zou ik ook de moed hebben gehad om net als het boerenechtpaar in de Tweede Wereldoorlog mijn zolder open te stellen voor onderduikers? Wetende dat als je ontdekt wordt, je dat met je leven bekoopt?

Laten we alles op alles zetten om onrecht, onverdraagzaamheid en intolerantie uit te bannen. Dat ligt grotendeels aan onszelf. All human beings are born free and equal in dignity and rights. They are endowed with reason and conscience and should act towards one another in a spirit of brotherhood. Vrijheid, gelijkheid en broederschap, én je geweten zijn daarbij een mooi kompas. Onthoud dat. Werk daaraan. Gezamenlijk. Elke dag opnieuw. Want solidariteit, dat doe je zélf!

Maar mocht het onverhoopt toch weer mis gaan, de ingebouwde kast in mijn boerderij, die is er nog. Ik hoef alleen maar opnieuw een trap te plaatsen…

Dank u wel.

 

Otwin van Dijk

Waar ben je naar op zoek?