Eind 2024 sprak Mohammed Chahim, Europarlementariër en vicevoorzitter van sociaaldemocratische S&D-fractie in het Europees Parlement, de Bertus Bolklezing uit. Hieronder de zeer lezenswaardige woorden die Mohammed op 12 december sprak op deze jaarlijkse lezing van de PvdA Hengelo.
Bertus Bolklezing 2024 – door Mohammed Chahim
Beste mensen, bedankt dat ik hier mag zijn. Het is echt een eer om op deze manier in de voetsporen te treden, niet alleen van Bertus Bolk – die ik de afgelopen weken beter heb leren kennen. Ook via een goede vriend die uit Hengelo komt en sinds kort weer hier woont. Jaren hiervoor werkten wij samen op de universiteit van Tilburg en vaak spraken we elkaar over de overeenkomsten tussen de sociaaldemocratie en het christelijksociaal denken.
Wat ik ook bijzonder vind, is wie deze lezing eerder heeft mogen uitspreken. Het is een mooi illuster rijtje en ik had nooit gedacht toen ik ooit lid werd van de Partij van de Arbeid als achttienjarige dat ik in hun voetsporen mocht treden. Ik denk aan Agnes Jongerius, Wouter Bos, Job Cohen, maar ook Ahmed Marcouch en vele anderen.
Ik vind het ook echt bijzonder en speciaal om hier in Hengelo te zijn. Ik kom zelf uit Helmond en jullie zullen verbaasd zijn hoeveel overeenkomsten er zijn tussen onze steden – hoeveel ze op elkaar lijken. Beide steden hebben een Lambertuskerk, alleen is de kerk in Helmond nooit verheven tot basiliek. Zowel Hengelo als Helmond kennen een rijke geschiedenis in de textiel. Dat de metaalindustrie hier in Hengelo voortkwam uit de textielindustrie in Twente hoef ik jullie niet te vertellen. De eerste fabrikanten van het latere Stork verdienden hun kapitaal met textiel. Voor Helmond is die geschiedenis deels nog springlevend, zelfs in Brussel kom ik stoffen tegen uit Helmond van Vlisco.
Bertus Bolk had veel oog voor internationale solidariteit, hij keek voorbij grenzen. Solidariteit is per definitie internationaal. Voor mij start solidariteit daar waar onverschilligheid eindigt. Om solidair te zijn vraagt dat een vorm van in de schoenen van de ander kunnen staan.
De titel van vandaag, de lezing die ik geef, is dat ik denk dat solidariteit heel vaak op de werkvloer begint, daar begint het protest, daar begint het verzet tegen lage lonen, tegen onverzekerd zijn. Zo kennen we nu veel andere voorwaarden waar heel veel arbeiders voor hebben gestreden, voor een schone werkplek, een inkomen waarmee je kan voldoen aan je levensbehoeften. Want daar zien zij vaak als eerste dat productie afneemt, dat er iets moet gebeuren – daar kom ik zo op terug.
Lambertus
Maar wat de streken bij Helmond en overigens ook Tilburg in Brabant en Twente gemeen hebben was hun katholieke karakter en hun textielindustrie die kon groeien ver van de Randstad waar men het meer van de handel en van koloniale praktijken moest hebben. Ik heb mijzelf weleens gekscherend cultureel katholiek genoemd omdat ik eigenlijk altijd op een katholieke school heb gezeten. Op mijn basisschool heb ik nog les gehad van een zuster – Dominique – daarna volgde een katholieke middelbare school en zelfs nog een in de wortels katholieke Universiteit, die van Tilburg, waar ik kennis kon nemen van het Katholiek Sociaal Denken. Wat wonen betreft ken ik de arbeiderswijk in de binnenstad van Helmond waar we woonden met veel kinderen in een niet al te groot huis. Dat alles is in het geheel niet vreemd aan Twente.
Als cultuur iets is wat gewoon is en vertrouwd, dan delen wij veel dat onze levens diepgaand bepaalt, namelijk waar we werken en ons brood verdienen, waar en hoe we wonen en ook welke normen en waarden we ons in de loop van onze jeugd en ons verdere leven eigen hebben gemaakt. Cultuur is dan simpelweg: dat wat je gewoon bent.
Tegelijkertijd hebben we ook voortdurend te maken met ontwikkelingen en gebeurtenissen die nieuw zijn. Soms gaat het om heel geleidelijke bewegingen, soms gaan ze snel. Ik wil even stilstaan bij iets wat u allemaal onlangs in de krant heeft gelezen, namelijk dat Hengelo de stad in Nederland is met de hoogste brede welvaart. Dat betekent onder meer dat mensen ervaren dat ze in een veilige en zorgzame omgeving leven, waar de inkomensverschillen niet te groot zijn en waar het onderwijs op orde is.
Die brede welvaart komt niet uit de lucht vallen. Daar is hier in Hengelo lang en hard aan gewerkt. In Hengelo floreerde de metaalindustrie, maar in het kielzog van de grote fabrikanten trokken de arbeiders ook een eigen plan en werden ondernemend en creatief. Denk maar eens aan bedrijven als Temsi van het metalen speelgoed á la Mecanoo, of verenfabriek Bakker waarvan nog een veertje meeging met een Apollovlucht naar de maan. Er zijn vele voorbeelden meer, maar jullie hebben hier stadshistorici genoeg. Maar ik kom zeker nog terug op creatieve vernieuwing van de industrie – wat daar voor nodig is en waar het toe leidt.
In het algemeen kan ik zeggen dat brede welvaart een begrip is waar steeds vaker naar gekeken wordt. Deze week kopte de Telegraaf nog dat de luchtvervuiling in Nederland ons jaarlijks twaalf miljard euro kost en dat dit vooral ten koste gaat van de bewoners en arbeiders van de energie intensieve sectoren in Nederland.
Hoe staat het ervoor in Europa en waarom is solidariteit relevant?
Maar de discussie waar we nu mee te maken hebben in een wereld waar verandering, risico’s en geopolitieke keuzes of juist een gebrek daaraan een bijl zetten aan de wortel van die solidariteit die we kennen. Daar moeten we hergroeperen en nadenken wat het betekent om solidair te zijn met de arbeiders werkend in de maakindustrie, waar Europa veel nostalgische gevoelens en ideeën bij heeft, maar waar ook heel veel mensen identiteit en trots uithalen. Denk aan het rapport van de oud-directeur van de ECB, Draghi, die oproept dat Europa moet hergroeperen en na moet denken waar we staan in al dat geopolitieke economische geweld over de maakindustrie. Dat gaat dus over de toekomstige industrie van morgen en dus ook onze productiviteit, onze winstgevendheid en de banen van morgen. Denk ook aan Letta, de oud-premier van Italië, die zegt dat we onze interne markt moeten versterken en dat het niet vanzelfsprekend moet zijn dat producenten van buiten Europa zomaar gebruik maken van alle faciliteiten en alles dat we samen hebben opgebouwd – infrastructuur zonder dat ze bijdragen aan de kosten van de interne markt.
Waar we vijf jaar geleden ambitieus waren en vooropliepen en historische wetten vormden en afrondden, zoals de Europese klimaatwet maar ook bestaande wetten hervormden zoals die van de CO2-emissiehandel. We hebben laten zien dat je door CO2 te verminderen je sectoren juist kan laten groeien. Toch vraag ik me af of we die voorsprong vandaag de dag nog wel hebben. En zoals vaak met lezingen, als je de vraag stelt dan weet je het antwoord eigenlijk al. Namelijk, dat ik denk dat we die voorsprong niet meer hebben.
Ik denk dat we zijn ingehaald door de Chinezen aan de ene kant, die niet met ons zijn gaan concurreren in sectoren en technologieën waar we van oudsher goed in zijn. Ze hebben gekozen om te concurreren door met nieuwe technologieën zoals elektrische auto’s zonnepanelen en windmolens hun slag te slaan. Maar denk ook de Amerikanen aan de andere kant, die de groene transitie zien als een manier om de kosten van mensen om die te verlagen. Zo is er een flinke subsidie op elektrisch auto’s en een flinke subsidie op het zonnepanelen en bijvoorbeeld warmtepompen – als die maar in Amerika worden gemaakt. Het narratief is vaak ook belangrijk: want uiteindelijk kun je praten over van het gas af maar het is nog beter als je spreekt over een huis met een fijn binnenklimaat en een lage energierekening. Dat spreekt de gemiddelde Hengeloër net zoals de gemiddelde Helmonder aan, die het dan ziet als een kans i.p.v. iets wat wordt opgelegd vanuit boven en een kostenpost is.
Solidariteit op de werkvloer en Europa
Waarom heb ik deze titel bedacht voor de lezing? Omdat je ziet dat onze industrie het heel erg moeilijk heeft, moeilijk vanwege de hoge energieprijzen, moeilijk vanwege oneerlijke concurrentie, niet alleen komend uit China maar ook komend uit VS. Waar ik blij mee ben is de houding van onze vakbonden, onze arbeiders op de werkvloer, die inzien dat de transitie vooral een technologische transitie is. Dat, als we een vuist willen maken, en daarmee enigszins een aantal of het liefst veel van die sectoren – hopelijk het laatste – binnen Europa willen behouden, dat we moeten inzien dat we dat dus op Europees niveau die solidariteit moeten overnemen en verder moeten kijken dan landsgrenzen. In tegenstelling tot nu waar we zien dat van alle Europese staatsteun de helft uitgegeven is in Duitsland, een kwart in Frankrijk en dat de resterende 25% in alle overige 25 landen! Het mag niet zo zijn dat investeringen bepaald worden door de lidstaat met de grootste portemonnee, of beter gezegd waar het de cultuur is om de portemonnee te trekken. Terecht dat dit gebeurd, maar het moet echt breder!
Kijk naar deze prachtige regio – alsof de maakindustrie hier geen relatie heeft met Duitsland. Alsof investeringen hier en daar vice versa van elkaar profiteren. Dus vergt dat op Europese schaal coördinatie en dat niet alleen in het land met de grootste portemonnee de industrie wordt gered. Dat gaat er niet in! Sterker nog, daarmee gaat Duitsland het niet redden tegen aan de ene kant China en aan de andere kant de Amerikanen.
Wat is solidariteit als we nu pleiten voor het open houden fabrieken wetende dat als je niet investeert in vergroening, in die nieuwe technologie, dat dat enkel een uitstel van executie betekent. En dat vind ik interessant aan Nederland, dat je een vakbond hebt als de FNV die keihard inziet dat openhouden van TATA Steel, dat betekent het openhouden van Tata Steel voor de komende vijf tot vijftien jaar, maar dat het daarna echt klaar is. Nee, we moeten investeren in nieuwe technologie. En de FNV heeft groot gelijk, want kijk om eens heen wat er gebeurt. In Duitsland, waar de CEO van ThyssenKrupp na miljarden aan staatssteun alsnog kiest om niet te investeren in vergroening, met als excuus wijzend naar Europese wetgeving. Hetzelfde gebeurt bij ArcelorMittal in Frankrijk en Spanje.
En eigenlijk is hetzelfde gaande in Nederland. Waar ik spreek over solidariteit begint op de werkvoer en moet haar weg vinden in Europa, dan heb ik het over een beweging zoals gestart is door de FNV in IJmuiden. Wat we zouden moeten doen is, kijkend naar dat toekomstbeeld, kijkend naar de voorwaarden om die industrie in Europa te houden, waar die het beste past en daar waar gaten vallen alternatieven creëren. Want het is niet alleen onverstandig om afhankelijk te zijn van een land als China, het raakt ook onze veiligheid, moeten we werken aan die strategische autonomie, aan die onafhankelijkheid. En daarmee zorgen we natuurlijk ook dat een groot deel van die productie ook binnen Europa kan blijven plaatsvinden. Dat betekent dat we een veel beter beeld moeten hebben over hoe die industrie eruit moet komen te zien, niet alleen grosso modo op Europese schaal, maar ook in een regio zoals hier. In Hengelo, of in Zuidoost-Brabant of in Silezië in Polen.
Zodat we kunnen investeren in het deels terug terughalen van sectoren die misschien niet meer in Europa bestaan, of investeren in sectoren die op termijn een toekomst moeten hebben en daarmee ook investeren in technologieën die essentieel zijn voor een deel van de maakindustrie, een deel van die chemische industrie en energie-intensieve industrie. Die laatste heeft nu al te maken met energieprijsverschillen tussen Europa de V.S. en China, waar je niet tegenop kan subsidiëren.
Dat betekent dus niet, zoals rechts doet, de schuld geven aan wetgeving aan normering, aan ervoor zorgen dat bedrijven voldoen aan onze sociale en milieueisen. Ik denk juist dat dit een manier is om die bedrijvigheid in Europa te beschermen. Want naast energieverschillen en verschillende prijzen op energie is het natuurlijk ook zo dat we niet kunnen en moeten concurreren met lagere sociale condities en lonen in het buitenland. Daar respecteren ze onze milieuwetgeving niet en vervuilen ze zonder consequenties, waarom moeten we dan die producten op onze markt toelaten? Daar ligt voor een deel echt de oplossingen en steeds meer bedrijven gaan dit inzien. Concurreren op normen, concurreren op condities in plaats van prijs alleen, maar dan moet je er wel een markt voor creëren.
De zorgen van industrie zijn terecht, er valt niet tegen buitenlandse energieprijzen op te boksen. We moeten door een transitie. Is het solidair om aan ene kant geld te vragen en te krijgen – we praten over miljarden – om vervolgens niet te investeren in die toekomst van je eigen fabriek, is dat solidair?
Verandering is consistent, techniek niet
Ik herinner me nog een heel mooi beeld van vroeger, en hou ervan om naar een programma als Andere Tijden te kijken, of gewoon op YouTube oude beelden van je stad terug te zien. Dat blijft toch altijd bijzonder, zo’n kijkje naar het verleden, het is eigenlijk een soort tijdmachine, maar dan op je beeldscherm. Een beeld wat telkens in me opkwam bij de voorbereiding van vanavond was dat van Chriet Tutelaer, wie kent hem niet? De sterrenkundige en ook man van de toekomst, het is bizar hoeveel van zijn items waarheid zijn geworden. Stel je dat eens voor je, als je nu echt de kracht hebt om te voorspellen hoe de wereld erover veertig jaar uitziet? Toch, die prachtige beelden van Chriet blijven prikkelen – het is mooi om te zien hoe mensen vroeger dachten over zaken die nu meer dan normaal zijn.
Een van die fragmenten die me bijstaat is van Chriet met zijn mobiele telefoon, dan nog een soort kastje, waarmee hij al fietsend aan zijn oor door de straten fietst. Gevraagd naar hun mening geven mensen aan dat ze het maar vreemd vinden. Waarom zou je de hele dag door bereikbaar moeten zijn? Chriet Tutelaer introduceerde het apparaat aan het grote publiek en inmiddels weten we niet beter. Het idee om zonder telefoon of tablet op vakantie te moeten komt eigenlijk ook bijna niemand meer op. Nu kijken we met opgetrokken wenkbrauwen naar de Apple Vision Pro, een soort VR-bril een bril om doorheen te kijken en beelden als het ware ‘live’ voor je te zien. Het apparaat van zo’n drie en half duizend euro ziet er futuristisch uit, maar wat moet je er mee? Zal ook dit ding net zo’n impact hebben als de iPod, de smartphone of de tablet? Ik zou willen dat Chriet er nu was om het ons te vertellen.
Een ander fascinerend moment kwam ik tegen toen ik een kleurplaat printte voor mijn zoontje. Het moest er een zijn van de tekenfilm Cars, voor vele ouders en grootouders in het publiek vast bekend. Na verschillende Disney-Pixar-bolides met grote ogen en een mond op Google te laden bleek mijn zoon juist een plaatje van een oude kuchende auto te willen. Een plaatje van Stanley, het lijkt een beetje op een Ford T. Ik belandde in een soort rabbit-hole over Stanley, wat bleek? Stanley Steamer was een bestaand merk, dat zich met een motor gedreven door stoomkracht op de Amerikaanse automarkt begaf. Ten tijde van de opkomst van de verbrandingsmotor verzette de fabrikant zich hevig en voerde het de eerste anti-advertentiecampagne, die verbrandingsmotoren waren onveilig en onbetrouwbaar! De geschiedenis heeft haar oordeel geveld, en Stanley Steamer is gereduceerd tot tekenfilmfiguurtje. Verzet tegen innovatie betekend uiteindelijk het einde van bestaan. Wie is de Stanley van onze tijd? VW?
We waren te lang blind voor de bedreigingen uit het buitenland en zijn te lang arrogant geweest door te investeren zonder te vernieuwen. De geschiedenis leert ons dat het niet de eerste keer is. Al in 2007 zagen we hoe Nokia z’n neus ophaalde voor de nieuwe iPhone. Wie wil er nou internetten op zo’n klein scherm? Daar gebruik je toch je PC voor? Het leek Nokia belachelijk technologie dat geen lang leven zou kennen.
Voorbeelden te over van momenten waar wij nieuwe technologie zien als iets belachelijks, maar wanneer we de boot missen krabben we ons toch even achter de oren. Nokia is van telefoongigant verworden tot een object wat iedereen nog wel ergens in een stoffige doos op zolder heeft liggen. Het bedrijf is niet meer een speler van formaat en het zwaard van Damocles hangt niet alleen Nokia boven het hoofd. Innovatie remmen, oude technologie beschermen, het maakt ons niet klaar voor de toekomst. Hakken in het zand is vaak goed, maar niet als je op drijfzand begeeft – dan is het werpen van een reddingsboei verstandiger.
Zo’n reddingboei is solidariteit, maar dat is niet nostalgisch blijven hangen in een oud tijdsbeeld. Solidariteit is die blik vooruit, bewust zijn van je omgeving en zeker ook internationaal. Daarom begint solidariteit op de werkvloer, want arbeiders merken dat, die zien dat productie stagneert en collega’s hun banen verliezen. Dan gaat het om leiderschap om de technologische transitie te versnellen. Dat vraagt om overheidsingrijpen en investeringen, onder de voorwaarden dat we die ook in Europa doen. Iets minder geloof in de markt, iets minder geloof in de grote woorden van multinationals.
Alleen zo beantwoorden we die roep om solidariteit vanaf de werkvloer met solidariteit in Europa, en daarmee maken we de Europese slagkracht sterker. Niet als losse vingers aan een hand, maar als een vuist.
Wat moet Europa doen? De drie C’s
Wat moet Europa doen? Hoe kunnen we een antwoord geven op deze ontwikkelingen en de trend voor zijn? Ik vat het samen met de drie C’s, Coördinatie, strategisch denken over je industrie en waar je in 2050 wil zijn. Condities of conditionaliteit, publiek geld niet zonder meer aan bedrijven verstrekken die er niks tegenover stellen. Voor wat hoort wat. Creatie, markttrends niet in een vicieuze cirkel duwen maar juist positief bijsturen, corrigeren en vraag creëren.
Coordinatie
Waar zijn we in 2050? In 2024 merken we steeds meer dat de vrije markt en de onzichtbare hand niet het antwoord vormen op de ontwikkelingen in China en de V.S. In een transitie is er vaak sprake van marktfalen of gewoon het feit dat de marktcondities voor die toekomstige technologieën nog niet rijp zijn Nu zitten we in Europa niet op ons gat, maar kijken we naar onze industrie vooral met een nationale bril. En dat is funest! Zo kunnen we bij lange na niet opboksen tegen China en de V.S en worden we tegen elkaar uitgespeeld.
Coördinatie, strategisch nadenken welke industrie je waar plaatst, is ons eigenlijk niet vreemd. De overheid deed dit al vanaf de 19de eeuw tot ver in de 20ste eeuw: De textielindustrie hier en in mijn regio, de mijnen in Sittard-Geleen, de haven in Rotterdam en de hoogovens in IJmuiden. Niet zomaar ontstaan, maar door overheidsingrijpen tot stand gebracht. De sector was in elk gebied een match met de omgeving, en zorgde zo voor een duidelijk voordeel. De wereld van nu dwingt ons om niet alleen door een Nederlandse bril te kijken, maar om nu juiste hetzelfde op Europese schaal te doen. Bedrijvigheid op de ene plek neemt niet iets weg van de ander, maar voegt juist iets toe. Europees denken neemt dus niks weg van Nederland, integendeel, we creëren meer banen en meer kansen voor de mensen hier.
Coördinatie is essentieel als je weet dat de effecten van succesvolle of omvallende bedrijven grensoverschrijdend zijn. Dat als het slecht gaat met Thyssenkrupp over de grens, dat de prijzen bij de staalgroothandel hier stijgen. Dit heeft weer een effect op Scania in Zwolle, waar met de tijd de prijzen van staal stijgen en zo die van de vrachtwagens ook. Of het staal moet op termijn van buiten Europa komen, wat de bedrijvigheid hier weer ondermijnt. We denken nog niet op de schaal waarin we wel de positieve of negatieve gevolgen van bedrijvigheid buiten onze grens ervaren. We zijn te vaak reactief en komen pas in actie als het eigenlijk te laat is. We moeten proactief handelen en strategisch denken! De staalindustrie klaagt steen en been over het te duur worden voor de export, maar ziet niet in dat we met nieuwe regels juist meer lokale markt creëren in Europa.
Strategisch denken over nieuwe industriegebieden vraagt ons om in Europees verband te werken. Waar gaan we bijvoorbeeld nieuwe batterijfabrieken plaatsen? Hoe komen we aan de grondstoffen voor die batterijen, en hoe benutten we die voordelen zo optimaal mogelijk? bij mensen thuis, of in de auto-industrie, of misschien wel allebei. De brandstoffen van de toekomst, de vraag of we zonnepanelen gaan hergebruiken of toch zelf kijken naar ontwikkelingsmogelijkheden? Duurzaam en onafhankelijk zijn is mooi, maar je hebt er weinig aan als dat onder de voorwaardes van en bij gratie van China en de V.S. lukt.
Onderdelen voor windmolens en warmtepompen kunnen het best van ons eigen continent komen, zo creëren we werkgelegenheid en bouwen we duurzame welvaart op. De markt voor groene technologieën is een miljardenmarkt en groeit wereldwijd met bijna 20% per jaar! Draghi zegt dan ook in zijn rapport dat wij in Europa heel sterk zijn in bedrijven die enorm verzadigd zijn en weinig groei meer laten zien. Wij moeten ons beseffen dat het normaal is dat groei van komt van nieuwe makten door disrupties. De groeilamp is niet de uitkomst van het efficiënter maken van een kaars.
Je kunt industriegebieden aanwijzen wat je wilt, maar zonder infrastructuur ben je nergens. Bouw die infrastructuur, ik denk hier bijvoorbeeld aan de Twentekanalen en de vele andere kanalen die Nederland kent. Vaak gegraven met het doel om Nederland te verbeteren, wat lukte, maar met de bijvangst dat andere landen in Europa ervan profiteren. Infrastructuur waar we meer dan honderd jaar later nog van profiteren.
Dat we toen investeerden in infrastructuur waarmee we soms dachten aan onze directe buurlanden bracht andere landen in Europa ook veel goeds. Uiteindelijk sluit het op elkaar aan en komen goederen van heinde en verre. Die grote investeringen van vroeger hadden al een mooi bijeffect, maar waren eigenlijk beperkt gecoördineerd – hooguit direct met de grensgebieden. De uitdagingen van nu zijn er ook niet minder om geworden. Ons elektriciteitsnet, daar wordt veel over geschreven, onze energie van de toekomst – waterstof – hoe bereiden we die infrastructuur niet alleen in Nederland voor, maar ook in Europa? Zodat we vanuit Rotterdam de rest van het Europese vasteland van waterstof kunnen voorzien, maar ook waterstof uit bijvoorbeeld Spanje kunnen ontvangen. Wat moeten we doen om een koppositie te veroveren en die vast te houden?
Coördinatie is ook besluiten wat niet meer kan, en daar eerlijk over zijn. Nu pleiten voor het openen van meer spinnerijen en weverijen kan nu rekenen op weinig applaus, maar had je in de jaren ’50 nog zomaar een verkiezingswinst kunnen brengen. Was het een eerlijke boodschap geweest? Ik denk van niet. Coördinatie is kijken naar wat nog wél kan, maar ook naar wat nóg echt nodig is – onze defensie-industrie bijvoorbeeld, we zijn maar wat blij dat we die (nog) hebben en kunnen uitbouwen. Is het eerlijk om tegen de auto-industrie en vooral tegen de werknemers te zeggen dat zij hun baan houden als we maar de elektrische auto tegenhouden? Ik denk van niet.
Coördinatie, bepalen wat waar komt, gaat wat mij betreft hand in hand met conditionaliteit, het scheppen van randvoorwaarden. Daar waar je coördineert, strategisch handelt, maak je duidelijke keuzes vóór iets. Zo kun je een steun in de rug geven die een nieuwe mogelijk bepalende technologie nodig heeft.
Conditionaliteit
Conditionaliteit dus, randvoorwaarden, we zijn bekend met het verstrekken van Europees geld en ons publiek geld aan bedrijven. Wat mij betreft moet dit een heel duidelijk doel dienen en er harde afspraken over gemaakt worden. Subsidies van nu zijn te lang zonder follow-up, of zijn eigenlijk te vrijblijvend. Wil je miljoenen aan winst maken met een nieuwe technologie maar komt het net niet van de grond? Wij helpen je graag, maar verwachten dan ook dat je iets voor de samenleving terugdoet als je die miljoenenwinsten daadwerkelijk behaalt.
Een subsidie legt de verantwoordelijkheid daarvan bij de private partij. Niet de ideale uitkomst wat mij betreft. Als jij als overheid zoveel vertrouwen hebt in een bedrijf dat je het een geldbedrag wil verstrekken, spreek dat vertrouwen dan duidelijker uit! Als jij baanbrekende of belangrijke technologie hebt, steun zoekt van de overheid en dus vanuit de samenleving, en de overheid jou geschikt vindt om geld te verstrekken. Waarom dan geen stoel aan tafel?
Ik wil geen subsidie in ruil voor beloften, ik wil subsidie met garanties. En ik sluit mede-eigenaarschap zeker niet uit. Laat die overheid, die jij om hulp vraagt en die jou graag te hulp schiet meedenken. Zo geeft de overheid een signaal naar buiten – ik vertrouw in jullie visie en ondersteun graag – en voelt het bedrijf zich gesterkt in haar ondernemen. Hierdoor kun je meer kapitaal aantrekken en je onderneming en werknemers verder uitbreiden.
Vroeger gaf je een bedrijf subsidie, wetende dat het bedrijf belasting betaalt en het geld zo terugvloeide in de schatkist. Tegenwoordig kun je ervan uitgaan dat je er weinig van terugziet. Via schimmige belastingconstructies betalen multinationals een minimum aan winstbelasting, Het idee is dat je via lonen en daarmee inkomstenbelasting een deel van de subsidie als het ware terugkrijgt. Eigenlijk staat alleen dat laatste nog.
Als je zo’n bedrijf, helpt dan moet je wel een stip op de horizon hebben. Waar wil je als land, als continent, naartoe met die sector? Welke plaats heeft die industrie en hoe sluit dat aan op wat lokaal nodig is? Denk na over op de lange termijn, zeker als het bedrijf geen nutsfunctie heeft. Het is dan des te belangrijker dat je een omgeving hebt waar het bedrijf op zijn eigen benen kan staan, kan zorgen dat het dankzij de overheidssteun een blijvende bijdrage levert.
Neem bijvoorbeeld de Europese staalbedrijven, die vele miljarden hebben ontvangen. Waarom niet het geld terugeisen als er niet geïnvesteerd wordt? De miljarden klotsen tegen de plinten en bonussen worden uitgekeerd. Daartegenover staat een overheid die mensen die twee tientjes te veel aan kinderopvang hebben ontvangen voor het recht sleept. Dat is een scheve verhouding.
Als je in aanmerking wil komen voor publiek geld, dan wil ik ook weten hoe je de afgelopen jaren met je eigen middelen bent omgegaan. Heb je veel dividend uitgekeerd en weinig of niet geïnvesteerd in je personeel en de locatie van je fabriek? Dan hoef je wat mij betreft niet op steun te rekenen. Eerst je prioriteiten op orde hebben. Terwijl we nog onzeker zijn of veel van die bedrijven hier wel een toekomst hebben, kun je wel van de gewilligen uitgaan, zij die jouw doelen onderschrijven.
De samenleving en de overheid heeft missie-gedreven innovatie nodig. Daarom moet je niet alleen kijken naar bedrijven die of veel winst maken, of denken in termen als winnaars of verliezers, je moet vooral kijken naar welke doelen die bedrijven nastreven. Een winstgevend bedrijf van vandaag de dag is niet automatisch het meest innovatieve, of heeft innovatie in haar DNA zitten. Dat hoeft natuurlijk niet altijd, je kan een betonleverancier zijn en gewoon heel goed en gespecialiseerd zijn in je product. Maar, voor de transitie waar we voor staan, heb je bedrijven met een aanjagersrol nodig. Kijk daarbij vooral naar bedrijven die jouw doelen steunen, ook wel de zogeheten gewillige bedrijven. Of die nu winst of verlies maken doet er – natuurlijk binnen een bandbreedte – dan niet toe als selectiefactor. Zo waarborg je missie-gedreven innovatie.
Creatie
Coördinatie, Conditionaliteit en Creatie, we moeten breder in de samenleving kunnen bijsturen. Econoom Alex Kaat kijkt bijvoorbeeld naar hoeveel energie het kost voor een bedrijf kost om een miljoen omzet te maken. Als je kijkt naar de perspectieven ziet het er voor een aantal sectoren heel somber uit. Het vraagt niet alleen een groot deel van onze duurzame energie, maar lijkt ook niet snel winstgevend te worden in Nederland.
In de hele keten is het belangrijk om goed na te denken over de doorwerking van een bezuiniging of subsidie – niet alleen bij bedrijfsgroep A of sector B. Ik heb met verbazing het debat over de bezuinigingen op onderwijs en onderzoek gevolg. Onderzoek en daarmee innovatie, het woord wordt volgens mij wordt dat al zo’n tachtig keer genoemd in het regeerprogramma – zoek het maar op – dat gaat toch hand in hand! Hoe kun je nou bezuinigen op onderwijs en onderzoek, meer dan een miljard euro maar liefst en meer innovatie en economische bedrijvigheid creëren? Dit soort bezuinigen kosten ons veel meer dan dat we er nu mee denken te besparen.
Barbara Baarsma publiceerde onlangs een onderzoek in ESB, economisch vakblad, waarin ze onderwijs uitlichtte als belangrijkste bepaler van arbeidsproductiviteit en dus economische groei. Dit terwijl de arbeidsproductiviteit in Nederland maar half zo hard groeit als de gemiddelde Europese arbeidsproductiviteit – die dan ook weer achterloopt op de VS. En dan besluiten om miljarden te bezuinigen op onderwijs? Het is als jezelf in je eigen voet schieten met een kanon. Ik vraag me vaak af wat ons tot dit soort denken leidt.
Wat ik cynisch vind is dat we nog steeds de accijnzen op benzine laag houden – iets wat ons 1,3 miljard euro kost, voor een stervende technologie! En kant dan hetzelfde bedrag bezuinigen op onderwijs. Het legt wat mij wel precies bloot wat we moeten doen, dit soort denken corrigeren en ons kompas herijken. Anders blijven we emmers water naar de zee brengen.
We moeten dus ook nieuwe bedrijven vestigen die actief bijdragen aan het verdere versterken van positieve effecten. Innovatieve bedrijven, die bijvoorbeeld mooie stage- en leerplekken aanbieden aan studenten en economische activiteit in de regio vergroot. Zo creëer je een opeenstapeling van positieve effecten, en zorg je dat niet alleen een bedrijf of een bepaalde stad profiteert – maar ook de gebieden en leefomgeving eromheen.
Conclusie
Coordinatie, conditionaliteit en creatie. Als je investeert in de toekomst, dan heb je ook wat. Met strategische keuzes, eigenaarschap en coördinatie kun je heel veel goeds bereiken. In Nederland deden we dit eerder met succes, en de huiverigheid om dat Europees aan te pakken is wat mij betreft onterecht. We moeten datzelfde kunstje nog eens doen en kijken hoe we bouwen aan die infrastructuur, industrie en de banen van de toekomst door proactief te handelen.
Solidariteit is niet elkaar lekker maken met beelden uit het verleden, en denken dat we met nostalgische gevoelens de noden van vandaag kunnen voldoen. Banen die we nu kennen, kunnen met tien jaar goed verdwenen zijn. Niemand hier neemt nog aantekeningen met een typmachine en belt vervolgens zoals Chriet Tutelaer in de bekende TV-uitzending met een koelkastje naar het thuisfront om te vertellen hoe het was. Denken aan die tijd is natuurlijk leuk, maar je politiek baseren op die tijd wat anders! Solidariteit is erkennen dat banen veranderen, die zorgen onder de aandacht brengen en komen met een alternatief. Iemand die vroeger PCs of floppy disks repareerde heeft zich inmiddels omgetoverd tot een expert op tablet en smartphone-reparaties.
Door ons industriebeleid gericht te coördineren kunnen we van gedeelde Europese winsten en voordelen geen toevallige bijkomstigheid maken maar een beleidsdoel. Wat we in Nederland deden, moeten we Europees aanpakken: gericht kijken en samen coördineren, welke bedrijvigheid willen we hebben en waar komt die het beste tot zijn recht? Dat betekent ook als overheid naast die bedrijven staan die wél om zijn, die verandering omarmen als kans en de bedrijven die hopen met loze beloftes publiek geld los te peuteren aan je voorbij laten gaan.
Want dat publiek geld kan niet onvoorwaardelijk zijn. De overheid kan zowel voorwaarden scheppen voor een bedrijf als voorwaarden vanuit de samenleving vertegenwoordigen. Hou als overheid dan ook eigenaarschap, niet geld over de schuttingen kieperen en we zien wel wat er over vijf jaar is gebeurd, maar een plek aan de bestuurstafel – zorgen dat de intenties en beloften écht worden nageleefd.
Ons denken kan strategischer, we moeten marktrends corrigeren of soms versterken. Zo zorgen we voor creatie en een schakeling aan positie. Maak het onderwijs en onderzoek ons paradepaardje, en zie het als de investering die het is – en niet als een kostenpost. Schep condities waardoor bedrijven die innovatie aanzwengelen zich graag hier vestigen, en teruggeven aan de samenleving met mooie stageplekken voor studenten maar ook door hubs te creëren voor andere activiteiten, zoals bijvoorbeeld Brainport Eindhoven. Het scheppen van goede omstandigheden door de hele keten – infrastructuur, arbeid, leefomgeving – jaagt verdere groei aan. Sta daarbij aan de zijde van de bedrijven die jouw doelen onderschrijven en die graag vooruit willen.
Coordinatie, conditionaliteit en creatie dus. Dat ervoor zorgt dat we banen creëren, hier, en in andere Europese landen door regie te nemen over onze industrie. Want daar worden we samen beter van, zoals de Twentekanalen gunstig zijn voor ons maar ook voor Duitsland en zoals de haven van Rotterdam fijn is voor de havenarbeiders, maar ook zorgt voor banen in België. Zó kunnen we een antwoord bieden op dreigende baanverliezen, groeiende concurrentie van buitenaf en creëren we een nieuwe tijd van welvaart.
Solidariteit vindt haar weg van de werkvloer naar Europa, en nu is het dat om dáár heel wat werk te verzetten.